De wet natuurbescherming doet niet wat zij belooft

Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden om zonder een vergunning van Gedeputeerde staten van de betreffende Provincie een project te realiseren dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. In gewone taal: zonder een natuurvergunning mag geen enkel bedrijf in werking zijn als dat bedrijf negatieve effecten heeft op de natuur.

De aanvrager moet, voordat hij de vergunning krijgt, een passende beoordeling maken van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. De aanvrager krijgt de vergunning alleen, als uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het bedrijf de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

Dat klinkt allemaal heel mooi en het lijkt alsof met de natuurvergunning ervoor wordt gezorgd, dat kwetsbare natuur wordt beschermd.

Alleen zo werkt het in de praktijk helaas niet.

Allereerst waren de Provincies heel bedreven om geitenpaadjes te vinden, zodat natuurvergunningen konden worden afgegeven voor bedrijven die helemaal niet aan de voorwaarden voldeden. Bij voorbeeld door in de vergunning op te nemen dat compensatie voor de verslechtering van de natuur ook in de toekomst mocht plaatsvinden.

Of om bedrijven een natuurvergunning te geven, omdat ze in een ver verleden van de gemeente een milieuvergunning hadden gekregen. Voor de ondernemer was dat goed, omdat hij op grond van het beginsel van rechtszekerheid erop mocht vertrouwen dat rechten uit oude vergunningen in stand bleven. Voor de natuur was dit natuurlijk heel slecht.

Ten tweede is er een gebruik ontstaan om de natuurvergunning te zien als een recht om emissies te mogen doen die slecht zijn voor de natuur. Een recht dat geld waard is en dus kan worden verhandeld. Dat gebeurt nu heel veel. Dus het recht om onze natuur te beschadigen wordt verhandeld, alsof het om een grondstof gaat, een commodity, zoals gas en olie.

In het kielzog van deze ontwikkeling zijn allerlei adviesbureautjes opgericht, die vraag en aanbod met elkaar in verbinding brengen, uiteraard met een aardige ‘fee’ voor het adviesbureau. Een voorbeeld is Schiphol die emissierechten van gestopte agrariërs opkoopt om Schiphol te kunnen uitbreiden.

U heeft wellicht in de krant gelezen dat Gelderland het niet eens is met die ontwikkeling. Echter Gelderland is het er niet mee eens dat ‘Gelderse emissierechten’ worden gebruikt om uitstoot te kunnen realiseren in een andere provincie. Ons Gelderse provinciebestuur wil juist dat de uitstoot in onze eigen provincie blijft plaatsvinden. Onze natuur hier schiet daar dus niets mee op.

Om niet te eindigen in mineur is er één lichtpuntje in dit alles: als het ene bedrijf emissierechten koopt van een ander bedrijf, wordt daar op dit moment 30 % vanaf gehaald. Die 30 % komt dan ten goede aan de natuur. Komend jaar wordt dat percentage opgehoogd naar 40 %.

Om de Veluwse natuur niet verder te laten verslechteren, is er meer nodig dan dit soort marginale aanpassingen. De overheid moet stoppen met haar geitenpaadjes en moet de Wet natuurbescherming weer gaan gebruiken waar die voor bedoeld is: het beschermen van de natuur.

Jeannet Hubbeling