Er bestaat in ons land geen klassenjustitie, toch?

Als de gemeente een bouwvergunning heeft afgegeven, waar wij als Stichting Milieuwerkgroepen Ede bezwaar tegen hebben, starten we daar een juridische procedure tegen. Bij voorbeeld als een agrarisch bedrijf een vergunning heeft gekregen voor de bouw van een extra stal of, zoals onlangs, als National Park De Hoge Veluwe een stuk bos wil kappen voor de bouw van een nieuw entreegebouw aan de kant van Otterlo.

Soms moeten we naast een bezwaar- of beroepschrift ook schorsing van de vergunning vragen. Dat zit zo: zes weken na verlening van de vergunning is deze rechtsgeldig en kan de bouw worden gestart. Bezwaar of beroep heeft namelijk geen schorsende werking. Die moet apart aan de voorzieningenrechter in Arnhem worden gevraagd. Wij vragen die schorsing aan als we merken dat de vergunninghouder al gaat bouwen en de uitkomst van de bezwaar- of beroepsprocedure niet wil afwachten.

Dus toen we merkten dat De Hoge Veluwe al bezig was om te kappen, hebben we, samen met Stichting Natuurlijk Otterlo, schorsing van de vergunning gevraagd. Vijf weken later was de zitting. De uitspraak was slechts drie dagen na die zitting. Dat vonden wij vreemd, want we waren anders gewend van deze rechtbank.

Afgelopen zomer namelijk vroegen we begin juli schorsing van een bouwvergunning voor een nieuwe stal. Drie maanden later was de zitting. De uitspraak was zes weken na de zitting. Uiteraard stond die stal er toen allang inclusief 500 extra mestkalveren.

Dus de uitspraak in de zaak van het nieuwe entreegebouw was wel heel erg snel. Misschien had de rechter het vonnis al klaar liggen vóór de zitting. Dat lijkt inderdaad het geval. De zaken die tijdens de zitting door de advocaat van De Hoge Veluwe en door SME en Natuurlijk Otterlo naar voren zijn gebracht, zijn niet allemaal terug te vinden in het vonnis.

Bij voorbeeld wordt in het vonnis niet ingegaan op het punt dat vergunninghouder het bos al gekapt had. Dat kwam pas naar voren, toen de rechter aan de advocaat van De Hoge Veluwe vroeg wanneer ze wilden beginnen met de werkzaamheden. “Na de feestdagen”, was het antwoord. “Redden we dat?” vroeg de rechter aan de griffier die naast haar zat. “Dat redden we”, was het antwoord. Kon hij dat toezeggen, omdat het vonnis al klaar was en de input van partijen tijdens de zitting dus totaal nutteloos was geweest?

Er bestaat in ons land toch geen klassenjustitie?

Jeannet Hubbeling